Platformtekst

Een zevenpuntenplan om kleinere spelers sterker te ondersteunen

Een goed uitgebouwde, pluralistische en onafhankelijke vierde macht is levensnoodzakelijk voor een gezonde democratie. In dit land kunnen we bogen op een lange traditie van een vrije pers. Maar de pers, en bij uitbreiding de media, staan sinds de opkomst van het internet onder druk. Het is dan ook niet verrassend dat de reguliere pers zich moet aanpassen aan een nieuwe realiteit, de opkomst van (uitsluitend) digitale media. Daarom is het belangrijk dat de vrijheid en de onafhankelijkheid van de gehele pers, zowel gedrukt als online, gewaarborgd wordt door de overheid met een goed uitgedokterd en eerlijk mediabeleid dat ook onafhankelijke spelers sterk ondersteunt.

Media.21 overkoepelt zeven van die onafhankelijke, digitale mediaspelers in Vlaanderen die zich meer dan behoorlijk kwijten van hun taak. Ze hebben een volwaardige plaats in het medialandschap veroverd. Die plaats mag door iedereen worden gezien, erkend, en ondersteund.

Steun voor grote spelers is verzekerd

De papieren en online kranten- en tijdschriftenwereld wordt de facto gemonopoliseerd door drie grote bedrijven: Mediahuis, De Persgroep en Roularta. Bovendien heeft deze mediaconcentratie invloed op de toegang tot de markt, de werking van de openbare omroep, en het functioneren van de kleinere online media. Direct of indirect innen de grote drie het gros van de financiële middelen die de verschillende overheden ter beschikking stellen. Bovendien gaat die materiële steun niet naar ‘de journalistiek’, maar naar de overkoepelende mediagroepen.

Om tot een pluriform medialandschap te komen met groeikansen voor de kleinere spelers is er nood aan een assertief mediabeleid dat ook die onafhankelijke spelers ondersteunt.

Om dit te bereiken ziet Media.21 volgende actiepunten:

1. Heroriëntering steun aan bpost naar redactionele ondersteuning

Een belangrijk deel van overheidssteun aan de pers verloopt indirect via bpost. Dat krijgt vermoedelijk jaarlijks ongeveer 170 miljoen euro om kranten en weekbladen op tijd te bussen. Maar het contract dat daarover afgesloten werd tussen federale overheid, bpost en de mediagroepen, wordt als bedrijfsgeheim beschouwd en dus niet vrijgegeven. Hoeveel geld er indirect doorstroomt naar mediagroepen blijft daardoor een groot geheim.

De feitelijke kost voor het uitvoeren van die opdracht is slechts een fractie van dat bedrag, waardoor bpost zeer voordelige voorwaarden kan aanbieden aan de krantenuitgevers. Papieren media genieten op die manier van een gigantisch marktvoordeel.

Bovendien zijn de voorwaarden om van deze steun te genieten niet van (journalistiek) kwalitatieve aard, maar van kwantitatieve. Hoe meer abonnementen van kranten en tijdschriften een uitgever heeft, hoe meer steun hij krijgt.

Wij pleiten er dan ook voor om op basis van transparante, journalistieke criteria en heldere procedures deze staatssteun weg van bpost te heroriënteren zodat de journalistiek in het algemeen, en de kleinere, onafhankelijke, spelers in het bijzonder, er op een gelijkwaardige manier gebruik van kunnen maken.

2. Transparantie directe en indirecte perssteun

Jaarlijks vloeit er naar schatting 300 à 400 miljoen euro aan directe en indirecte perssteun naar commerciële mediagroepen, maar er bestaat geen duidelijkheid over hoeveel de verschillende overheden in dit land daar precies voor vrijmaken.

Dat gebrek aan transparantie is een democratisch manco.

Naast het contract met bpost zijn er nog vele andere kleine en grotere vormen van subsidies en perssteun. We pleiten ervoor om die in kaart te brengen zodat voor iedereen duidelijk is via welke kanalen belastinggeld wordt geïnvesteerd in media.

Het overgrote deel van die steun is trouwens onvoorwaardelijk en gaat rechtstreeks naar de mediagroepen, niet naar journalistiek, redacties, (freelance) journalisten, of journalistieke initiatieven.

Media.21 pleit ervoor om steun afhankelijk te maken van criteria die de onafhankelijkheid van de redactie ten opzichte van de uitgever versterken en bevestigen, en die vooral de redactiewerking ten goede moet komen.

3. Verhoging budget Fonds Pascal Decroos

De middelen van het Fonds Pascal Decroos blijven heel beperkt en redactionele projecten komen niet in aanmerking, terwijl de nood aan steun voor dergelijke kwalitatieve projecten nooit groter is geweest. Nieuwe en kwetsbare media moeten als medium de mogelijkheid krijgen om in te tekenen op de steun van het Fonds Pascal Decroos zodat ze ruimte krijgen voor diepgravende onderzoeksjournalistiek en meer kwalitatieve initiatieven.

Vandaar ons onverkorte pleidooi voor een forse verhoging van het algemene budget van het FPD, wat neerkomt op minimaal een tienvoud van het huidige budget dat aan beurzen besteed wordt.

Daarnaast vragen we een aanpassing van het reglement zodat aanvragen niet langer enkel van individuele journalisten moeten komen, maar er ook een mogelijkheid geboden wordt aan gezamenlijke redactionele projecten, waarbij de aanvragende redactie(s) duidelijk aange(ven)eft welke investering het medium doet in het project (bv. vaste loonkosten), en welke bijkomende middelen er nodig zijn om het specifieke project te realiseren. Op die manier zal de impuls om meer in te zetten op kwalitatieve journalistiek meer structureel ingang vinden bij de redacties, inclusief hoofd- en eindredacties.

4. Verdubbeling budget Vlaams Journalistiek Fonds

Media.21 is zeer verheugd met de komst van het Vlaams Journalistiek Fonds, dat vooral inzet op media-innovatie vanuit journalistieke klemtonen (en dus geen concurrentie vormt voor het Fonds Pascal Decroos dat concrete journalistieke projecten meefinanciert). Het Fonds beschikt echter over een heel beperkt budget. De projectoproep 2018 beschikt over een eenmalig bedrag van 500.000 euro. Voor 2019 is geen budget voor projecten voorzien. Bovendien is het bedrag voor 2018, zo bleek na het afsluiten van de eerste projectoproep, ontoereikend. Opgeteld werd voor deze eerste oproep al meteen voor meer dan 1,8 miljoen euro gevraagd, ruim drie keer meer dan voorzien.

Alleen als er voldoende middelen worden vrijgemaakt, kan het VJF uitgroeien tot een innovatiefonds die naam waardig. Media.21 vraagt dan ook om het projectbudget van het VFJ op zijn minst te verdubbelen naar 1 miljoen euro, en dat het VJF elk jaar een projectoproep kan lanceren.

5. Faciliteren samenwerking VRT

De belangrijkste tussenkomst van de Vlaamse overheid in het medialandschap ligt bij de openbare omroep. Met het VRT-budget als hefboom kan de overheid een creatieve en kwalitatieve boost geven aan de digitale sector in Vlaanderen. Daarbij treedt de VRT niet als concurrent op, maar ondersteunt het, en maakt creativiteit en kwalitatieve journalistiek mogelijk door gezamenlijke projecten te ontwikkelen, waarbij inhoud wordt aangeleverd door de Vlaamse digitale media.

In de Beheersovereenkomst 2012-2016 bepaalde die overheid dat de VRT ‘de kennis en de resultaten van haar strategisch en industrieel basisonderzoek’ ter beschikking moet stellen van de bredere sector. Als kleine, onafhankelijke mediaspelers vragen we een structurele afspraak met het innovatie-onderdeel van de VRT om inderdaad een beroep te kunnen doen op deze, met overheidsmiddelen en in publieke opdracht verzamelde, kennis. Dit moet leiden tot een effectievere  besteding van onze eigen investeringen of van eventuele overheidssteun.

Daarnaast vinden we dat de VRT, als overheidsinstelling en als marktleider in bereik, een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om de ontwikkeling die buiten haar eigen organisatie plaatsvindt ook effectief zichtbaar te maken voor het bredere Vlaamse publiek. De digitale media, en vooral hun journalistieke werk, moeten meer aanwezig zijn in de nieuws- en duidingsprogramma’s van de VRT.

6. Wettelijke verankering van de netneutraliteit

Met de abonnementsformules Epic Stories en Epic Beats, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de meest populaire sociale media- en muziekapps, zonder dat er data worden aangerekend, verkent Proximus de grenzen van de netneutraliteit. Uit bezorgdheid pleit Media.21 ervoor om, ondanks de Europese Verordening 2015/2120, en zoals in Nederland, netneutraliteit wettelijk te verankeren als garantie voor een open internet.

Netneutraliteit gaat uit van het principe dat telecomaanbieders, internetproviders en andere infrastructuurpartijen geen onderscheid maken bij het doorgeven van informatie. De webproviders moeten dus alle dataverkeer gelijk behandelen en mogen op het internet geen diensten voorrang geven of vertragen.

De providers moeten voorts de toegang garanderen tot alle data op het internet. Het blokkeren van bepaalde diensten of websites ten voordele van de diensten of websites van de webprovider of de infrastructuurbeheerder mag niet toegelaten worden.

Een open internet vormt een voorwaarde voor een gezonde democratie en voor een vlak speelveld. Netneutraliteit verhindert censuur en voorkomt dat een webprovider of telecombedrijf zijn positie zakelijk of ideologisch misbruikt.

7. Aanpassing subsidievoorwaarden Mediacademie en Nieuws in de Klas

De Vlaamse Overheid ondersteunt het opleidingsproject Mediacademie en het media-educatief project Nieuws in de Klas. Voor elk van deze twee projecten ontvangt Media.21 5,3 procent van de totale middelen. Dat betekent dat de grote bedrijven ook hier het grootste aandeel van de subsidies krijgen.

Bovendien bestaat het subsidiesysteem erin dat voor elke euro die de Vlaamse Overheid investeert, de gesubsidieerde er een euro tegenover moet leggen, m.a.w. een 50 – 50 regeling.

Voor kleinere media, zoals de leden van Media.21, is dat vaak een probleem. Daarom pleit Media.21 ervoor om het subsidiesysteem te herzien en er 70 procent subsidies tegenover 30 procent eigen inbreng van te maken.

Daarnaast ziet Media.21 het percentage van de twee subsidies graag verhoogd tot 10 procent.